Fiuggi staat van oudsher bekend als kuuroord. Het bronwater is een geneeskrachtig middel tegen nierkwalen en jicht. Het is bekend dat paus Bonfacius VIII en Michelangelo hier voor hun gezondheid kwamen. Sinds het begin van de twintigste eeuw kende de plaats een sterke ontwikkeling. Naast het versterkte middeleeuwse stadje Fiuggi Citta op de top van de heuvel ontstond het moderne Fiuggi Fonte onder aan de heuvel. De stad is verbonden met de heilige Blasius. Toen de stad eens aangevallen werd door vijanden liet de heilige Blasius nepvlammen oplichten boven de stad. De vijanden dachten dat de stad reeds verwoest en geplunderd was en dropen af. In de hoofdkerk van de stad, de sint Biagio, bevinden zich enkele fresco’s van leerlingen van Giotto.
Het bezoek aan vormt een van de hoogtepunten van de bedevaart. Subiaco heeft oude wortels. De plaats ontstond in de eerste eeuw na Christus toen door Nero vrijgelaten slaven zich bij de in de rivier de Aniene gebouwde stuwdam vestigden. De stad ontleent aan haar naam aan het bij deze dam gevormde stuwmeer. De naam Subiaco is namelijk afgeleid van het Latijnse Sub Lacum (onder het meer). Deze vrijgelatenen hadden gewerkt aan de bouw van de villa van Nero in dit gebied.
Subiaco is vooral bekend als de geboorteplaats van het benedictijnse kloosterwezen. Hier stichtte Benedictus zijn eerste kloosters. We kennen het leven van Benedictus uit twee bronnen:
Het tweede boek van de Dialogen van de heilige Gregorius de Grote
De Regel van Benedictus
Volgens Gregorius de Grote sprak de Regel voor zichzelf. “Wilt u de man (Benedictus) echt leren kennen, lees dan zijn Regel, want wat hij voorschrijft, heeft hij zelf voorgedaan,” schreef hij in het tweede boek van zijn dialogen.
Gregorius de Grote is een van de grootste pausen uit de kerkgeschiedenis. Hij bestuurde de Kerk van 590 tot 604. Paus Gregorius leidde de Kerk in een tijd dat de oude kaders van het Romeinse Rijk weggevallen waren. De oude klassieke oudheid liep ten einde en een nieuwe periode begon. Gregorius heeft de Kerk opengesteld voor de Germaanse volkeren en gaf aan Europa een nieuwe toekomst. In dat perspectief moeten we ook zijn Dialogen lezen. Onder zijn vele werken neemt dit een speciale plaats in. Hij laat in eenvoudige verhalen zien dat niet alleen de Kerk van het Oosten heiligen kent maar ook dat zij ook voorkomen in de Kerk van het Westen, met name in het door Germaanse invallen geteisterde Italië. Hij portretteert in korte verhalen verschillende mensen die laten zien dat God de mensen niet in de steek laat en tot heiligheid brengt. Het tweede boek is gewijd aan Benedictus Paus Gregorius heeft Benedictus zelf niet gekend maar wel over hem gehoord. In de proloog vermeldt Gregorius vier mannen die hem gekend hebben: Benedictus’ opvolger in Montecassino, Constantijn, Valentianus die aan het hoofd stond van het klooster bij de basiliek van Lateranen, Simplicius (de opvolger van Valentianus) en de toenmalige abt van Montecassino Honoratus. Paus Gregorius begon aan dit werk in 593, toen hij drie jaar paus was. Hij vertelt verschillende wonderen die Benedictus heeft verricht en die in de iconografie van deze heilige afgebeeld worden.We kunnen uit dit boek toch enkele historische gegevens distilleren.
De heilige Benedictus werd in 480 in Norcia geboren uit een adellijke familie. Hij studeerde in Rome dat ondanks de verwoestingen in de vijfde eeuw nog altijd een indrukwekkende stad was. De leegheid van het studentenleven en de decadentie van de stad stootte hem af. Om dit te ontvluchten en zich expliciet aan God te wijden trok hij zich terug in een grot, de huidige Sacro Speco. Hij volgde hiermee het voorbeeld van de Syrische en Egyptische monniken. Hoewel hij de leider was van deze gemeenschappen heeft Benedictus nooit de diaken- en priesterwijding ontvangen. Na drie jaar verliet hij zijn grot en koos ervoor om samen met andere kluizenaars in gemeenschap te leven.
Hij stichtte in het dal van Subiaco 12 kloosterlijke gemeenschappen die volgens een vaste regel samenleefden. We moeten dan denken aan een vorm die leek op de Egyptische Laura’s waarin monniken in hutten rond een bidplaats woonden. Benedictus kreeg echter ook te maken met tegenstand. Volgens Gregorius maakte een afgunstige priester, Florenzo genaamd, het Benedictus zo moeilijk dat hij met zijn monniken naar Montecassino getrokken is. Deze Florenzo probeerde Benedictus te vergiftigen. Toen dit mislukte stuurde hij zeven naakte meisjes naar de monniken. Zij dansten voor hen om de monniken te verleiden. Toen Benedictus dit zag besloot hij, om te voorkomen dat de monniken zouden bezwijken, weg te trekken naar Montecassino. Historici menen dat verhaal een historische kern bevat. Er zou een conflict zijn geweest met de bisschop van Tivoli, die de groeiende invloed van Benedictus en zijn kloosters met lede ogen aanzag. Hierdoor zou Benedictus gedwongen zijn de oorspronkelijke stichting te verlaten.
Toen Benedictus in 529 vertrok raakte de kloosters in Subiaco buiten beeld.
In de vroege middeleeuwen ontwikkelde Subiaco zich tot een belangrijke abdij. Het lag in het gebied van de kerkelijke staat. Paus Leo VII gaf aan de abdij het gezag over het dorp Subiaco. De abten werden belangrijke spelers in het lokale machtspel. Ze voerden oorlogen met de stad Tivoli en plaatselijke feodale heersers. Na 1150 raakte de abdij in verval en kwam ze in handen van adellijke families die de abtskeuze naar zich toetrokken. Pas in 1915 kwam aan deze situatie een einde. Verschillende abten zijn later paus geworden.
De abdij gaf haar naam aan de congregatie van Subiaco, opgericht in 1867. Zij was een afsplitsing van de congregatie van Montecassino. De abdijen van de congregatie van Subiaco streefden naar een striktere beleving van de regel. In 2013 keurde paus Benedictus XVI de hereniging van beide congregaties goed. De congregatie van Subiaco-Cassinese groepeert ongeveer 80 abdijen in een gezamenlijk verband. In Nederland behoort de Sint Willibrordusabdij te Doetinchem tot deze groep.
In Subiaco bestaan momenteel nog twee kloosters. S. Scholastica is het oudste bestaande klooster, genoemd naar de zus van de heilige Benedictus. Deze abdij werd in de tiende eeuw het hoofdklooster van Subiaco. De heilige Scholastica had een nauwe band met haar broer. Zij werd als kind aan God toegewijd en leefde in kloosters nabij Subiaco en Montecassino. Benedictus en Scholastica ontmoetten elkaar jaarlijks voor een geestelijk gesprek. Na het gesprek keerde Benedictus steeds terug naar huis om niet buiten zijn eigen klooster te moeten overnachten. Bij de laatste ontmoeting brak er, op het moment dat Benedictus weer naar zijn klooster wilde terugkeren een hevig onweer los. Benedictus moest in het klooster van zijn zus blijven. De volgende dag ging hij terug. Drie dagen later stierf Scholastica. Benedictus zag haar ziel in de gedaante van een duif naar de hemel opstijgen.
Het klooster gaat terug op de tijd van Benedictus. De huidige gebouwen dateren uit de zestiende tot en met de achttiende eeuw. Na verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog is een deel heropgebouwd. Wanneer we dit klooster bezoeken zien we in de eerste kruisgang kopieën van oude drukken. Deze herinneren ons eraan dat in deze abdij de oudste drukkerij van Italië gevestigd was. Vanuit de tweede kruisgang komt men in de kerk. In 1962 heeft men muren van de oudste kerk uit de zesde eeuw ontdekt en vrijgemaakt. De derde kruisgang met de kosmatenzuilen vormt het architectonische hoogtepunt van de abdij.
Het bezoek aan het klooster van Benedictus ofwel de Sacro Speco maakt op de meeste mensen een bijzondere indruk. Dit klooster is vanaf het einde van de twaalfde tot de veertiende gebouwd boven de plaats waar Benedictus zich na zijn vertrek uit Rome terugtrok. Het ligt hoog in het dal van de Aniene, tegen een rotswand. In het klooster bevinden zich wereldberoemde fresco’s. De bovenkerk is deels in de rotswand gebouwd. Hier zien we fresco’s met scènes uit het lijden van Jezus Christus. In het tweede travee is het leven van Benedictus afgebeeld.
Via een trap komen we in de benedenkerk. Aan onze rechterzijde zien we dan een afbeelding van paus Innocentius III (1198-1216). De paus houdt een perkamenten bulle vast waarmee hij de abdij van Subiaco een inkomen schenkt. Links van de paus staat Benedictus zelf. De toenmalige abt van het klooster, Romanus, knielt voor de heilige neer. In elk Italiaans schoolboek staat dit fresco dat alle Italiaanse kinderen dus kennen. Een belangrijke Romeinse schilder, die zijn werk met de naam magister Conxolus signeert, staat in voor de fresco’s in de benedenkerk. Door zijn levendige stijl zien kunsthistorici hem als een voorloper van Giotto. Hier zien we verschillende wonderen uit het leven van Benedictus. Vanuit deze benedenkerk komen we in de Heilige Grot (Sacro Speco) waar Benedictus drie laar lang alleen voor de ogen van de Allerhoogste geleefd heeft.Hier ontwaart men een beeld van de hand van de beeldhouwer Raggi (1657) van de jonge Benedictus, die met zijn handen voor zijn borst gevouwen naar het kruis ziet.
Een wenteltrap brengt de bezoeker omhoog naar de kapel van de heilige Gregorius met fresco’s uit de dertiende eeuw. Onder deze schilderingen bevindt zich een portret van de heilige Franciscus van Assisi. Volgens de overlevering is het geschilderd tijdens een oponthoud van Franciscus in Subiaco. Als dat waar is, zou dit de oudste afbeelding van Franciscus zijn. Volgens de meeste historici is deze grote heilige hier nooit geweest en dateert de schildering uit het midden van de dertiende eeuw.
Vanuit de benedenkerk voert de Scala Sancta de bezoeker naar de Mariakapel en de Grotta dei Pastori. Vanuit deze grot heeft Benedictus het evangelie aan de plaatselijke herders verkondigd. Ook langs deze trap zien we fresco’s van kunstenaars uit Siena. In de Grotta dei Pastori zien we de oudste afbeeldingen van het klooster. De muurschildering van Maria met twee heiligen dateert uit de achtste eeuw.