De abdij ligt in een vulkanisch gebied dichtbij de Laacher See, een meer dat door de werking van vulkanen is ontstaan. In 1093 stichtte de Pfalzgraaf Heinrich II van Laach de abdij als abdij Laach. De naam Laach is afgeleid van het Latijnse woord lacus dat meer betekent. Het was zijn bedoeling dat de kloosterkerk de grafplaats werd van de grafelijke familie en deze familie de vruchten genoot van het gebed van de monniken. De stichting was niet onmiddellijk een succes. Zijn opvolger, Siegried van Ballenstedt, hernieuwde de stichting en plaatste de abdij als priorij onder de abdij van Affligem in het hertogdom Brabant. In 1138 maakte de abdij zich definitief los van Affligem De Franse bezetters, in het kielzog van Napoleon, hieven de abdij in 1802 op. De abdijgebouwen kwamen in bezit van de overheid, eerst de Franse en na 1815 de Pruisische. De jezuïeten verwierven het complex in 1863. Zij namen het in gebruik als studiehuis. De jezuïeten voegden de naam van Maria aan de abdij toe. Het studiehuis kreeg een grote naam. Als gevolg van politieke ontwikkelingen moesten de jezuïeten Maria Laach in 1872 verlaten. De benedictijnen van aartsabdij Beuron namen het klooster in 1892 over. In 1893 werd Maria Laach weer tot abdij verheven. De gemeenschap behoort tot de congregatie van Beuron. In de eerste helft van de twintigste eeuw speelde de abdij Maria Laach een grote rol in de liturgische beweging. De abdij Maria Laach is een centrum van kunst en cultuur met een grote tuinderij waar bloemen geteeld worden. Momenteel wonen hier 35 monniken.
We vieren de eucharistie in de romaanse abdijkerk. Het is opmerkelijk dat deze kerk twee koren heeft (een oost- en westkoor). Hierdoor staat hij in de traditie van de zogenaamde Kaiserdome van Speyer, Mainz en Worms. De kerk telt zes torens. aan beide zijden van de twee koren staan twee torens, door een schip met elkaar verbonden. Het westwerk is aangezet met en zware toren terwijl de kerk ook een vieringtoren bezit. De bouwheer koos niet voor niets voor deze stijl. De Pfalzgraaf stond in de strijd tussen paus en keizer om het recht bisschoppen te benoemen (de investituurstrijd) aan de kant van de keizer. Hij liet dit zien door zijn abdijkerk in de stijl van de keizerlijke kathedralen te bouwen. De stichter heeft nooit de voltooiing van de kerk gezien. Het westwerk is pas in het begin van de dertiende eeuw voltooid.
Men komt in de kerk via een voorhal met fraaie kapitelen, het zogenaamde paradijs. Soms zijn deze kapitelen humoristisch. Er is een duivel te zien die met een perkamenten blad het kerkvolk wijst op zijn zonden. Zo roept hij de gelovigen op tot bekering. De slang die de naakte Eva verleidt, heeft een menselijk gezicht en draagt een narrenkap.
Wanneer we dan in de kerk zijn, zien we het graf van de stichter van de abdij uit de tweede helft van de dertiende eeuw. Hij is afgebeeld op de grafsteen. Dat het kunstwerk lang na zijn dood ontstaan is zien we aan het vroeg-gotisch model van het kerkgebouw dat Heinrich in zijn handen draagt.
De absis wordt gesierd door een mozaïek van Christus Pantocrator, een kunstwerk van de Beuroner School. Onder deze afbeelding bevindt zich het hoofdaltaar waarboven zich een baldakijn (Ciborium) welft. Dit baldakijn dateert uit 1256. De monniken nodigen de gelovigen uit hun bezoek aan de kerk te beëindigen met het opsteken van een kaars voor het Mariabeeld, een Pietà, uit de vijftiende eeuw.